Akoestische Autonomie: zeggenschap over geluid

AUTHORS:

Akoestische Autonomie oftewel ‘Sound sovereignty’

Het is prettig om zelf te kunnen bepalen in wat voor geluidsomgeving je verkeert. Net als dat bepaalde omgevingen bepaalde gemoedstoestanden toelaten (als in het geval van hoorbare veiligheid > link), behoeven bepaalde gemoedstoestanden en activiteiten overeenkomende omgevingen. Bijvoorbeeld, als je moe bent, zul je meer behoefte hebben aan een geluidsomgeving die ontspanning mogelijk maakt. Het is daarom ook fijn als je de keuze hebt om in bepaalde geluidsomgevingen te zijn.

Het gevoel dat je grip hebt op een geluidsomgeving of dat je daadwerkelijk controle kunt uitoefenen over het omgevingsgeluid, noemen wij akoestische autonomie (sound sovereignty). Dit nieuwe concept refereert naar de ervaren of daadwerkelijke mogelijkheid van een individu om controle over de geluidsomgeving uit te oefenen1. Akoestische autonomie houdt in dat wanneer de luisteraar de keuze heeft om bepaalde geluiden wel of niet te horen, zij daarmee ook een bepaalde controle kunnen uitoefenen over welke activiteiten zij kunnen ondernemen. Autonomie of soevereiniteit refereert naar de staat of het gevoel van zelfbeschikking en de vrijheid van een individu om zelfstandig beslissingen te nemen en zaken na te streven die voor hen belangrijk zijn. Deze vorm van autonomie hangt samen met met andere individuele en maatschappelijke normen en waarden, zoals die rondom gezondheid, veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid. Gebrek aan controle over een geluidsomgeving gaat tegen deze waarden in en kan de ervaring van het geluid sterk (negatief) beïnvloeden2. Zo wordt ‘ongewenst geluid’ als negatief ervaren omdat het opties reduceert om in bepaalde behoeftes te voorzien3. Bijvoorbeeld, luid burengeluid waar je je niet van kan afsluiten kan heel storend zijn als het een behoefte aan rust of concentratie in de weg zit. Het beperkt daarmee de vrijheid om te doen en laten wat iemand wil en benadeelt of bedreigt zijn of haar welzijn.

De mogelijkheden die een geluidsomgeving biedt om in bepaalde behoeftes te voldoen worden in academische literatuur ‘affordances’ genoemd4. Akoestische autonomie stelt men dus in staat om die ‘affordances’ naar eigen inzicht te benutten om gezond te blijven. Akoestische autonomie lijdt tot mogelijkheden, terwijl een gebrek aan akoestische autonomie juist beperkend werkt. Bij het onderzoeken van soundscapes is het dus van belang dat er wordt gekeken naar de (waargenomen) mate van controle die de luisteraar heeft over zijn of haar geluidsomgeving. Hieronder staan een aantal punten die invloed kunnen hebben op akoestische autonomie.

1. Isolatie

Goede isolatie van een woon- of werkplek is belangrijk om een gewenste geluidsomgeving te creëren, doordat de luisteraar controle heeft over wat er wel en niet hoorbaar is. Dubbele beglazing van ramen is bijvoorbeeld een simpel instrument om de luisteraar deze controle te bieden, want het geeft hem of haar de mogelijkheid zich af te sluiten van onprettig omgevingsgeluid. Een van de redenen waarom noice cancelling headphones nu zo populair zijn, is omdat het de gebruiker in staat stelt zijn of haar eigen geluidsomgeving te reguleren.

2. Financiële mogelijkheden of beperkingen

Daarnaast is het ook belangrijk om de financiële mogelijkheden of beperkingen van de luisteraar in acht te nemen bij het onderzoeken van soundscapes en eventuele oplossingen bij hinder. Als er bijvoorbeeld ontoereikende financiële middelen zijn om een huis goed te isoleren, doet dat sterk af aan de mate van controle over de geluidsomgeving. Daarnaast vormt de huidige huizenmarkt ook een beperking op de akoestische autonomie; veel mensen hebben geen (financiële) mogelijkheid om een woning te kiezen die aan hun (akoestische) voorkeuren voldoet. Een systematisch gebrek aan controle kan een gevoel van ‘hulpeloosheid’ aanwakkeren, die negatieve gevolgen van blootstelling aan lawaai versterken5.

“It is not the stressful event itself that causes interference but the individual’s lack of control over the event. This lack of control induces a state of helplessness (…)” - Glass & Singer (1972, p. 462)

3. Fysieke mogelijkheden of beperkingen

Akoestische autonomie speelt ook een grote rol in de zorgsector. Patiënten of cliënten in langdurige zorg, zoals bewoners van een verzorgingstehuis of ouderenzorgcomplex ervaren vaak een groot gebrek aan akoestische autonomie, omdat de geluidsomgeving door anderen wordt bepaald. Omdat zij dus zelf hun geluidsomgeving niet altijd kunnen reguleren en er sprake is van een gezondheidskwestie, is het van extra belang om deze geluidsomgevingen kwalitatief zo hoog mogelijk te maken en ruimte te creëren voor eigen invulling van de bewoners. Het gebrek aan autonomie en eventueel gevoel van eerder genoemde hulpeloosheid, kan namelijk leiden tot irritaties, probleemgedrag, of negatieve gesteldheid zoals boosheid, agressie, apathie of verdriet.

4. Informatie en inspraak

En zoals in de definitie van het dit concept staat, betreft het niet alleen daadwerkelijke controle over de geluidsomgeving, maar ook een ervaren mate van controle. Hoe meer controle een individu ervaart over een geluidsbron, des te minder hinder hij of zij ervan zal ondervinden 6. Dit gevoel van controle is in deze context gerelateerd aan de informatie die men bezit over de geluidsbron die de luisteraar instaat stelt zich hierop voor te bereiden en zich aan te passen indien nodig. Zo kan het verstrekken van informatie aan bewoners in het geval van (ernstige) geluidhinder bijdragen aan het gevoel van controle over de geluidsomgeving. Weten wanneer geluidhinder zal plaatsvinden en hoe lang het zal duren kan een geruststellende werking hebben en het geluid verdraagzamer maken. Zo is het bijvoorbeeld dat bewoners van Amsterdam die aangaven altijd geïnformeerd te worden over bouwwerkzaamheden in hun woonomgeving, minder geluidshinder ervaren dan mensen die nooit geïnformeerd worden7. Daarentegen, als er weinig bekend is over een te horen geluid, de oorzaak van een geluid niet te herleiden valt naar de bron en er zelf niets gedaan kan worden aan eventueel storend geluid, werkt dit de ervaring van hinder in de hand.

Eveneens is het belangrijk dat burgers worden gehoord en zich ook betrokken voelen bij het maken van (geluids-)beleid. Juist in de gebieden waar burgerparticipatie en leefbaarheid laag is, is het belangrijk om burgers goed te informeren en te betrekken bij het vormen van beleid. Door lokale kennis van buurtgebruikers en -bewoners kan er namelijk gekeken worden naar de plekken die het meest worden gewaardeerd of juist verandering behoeven, of waar de meeste kansen liggen om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Omdat inspraak van burgers vaak lastig is in een ver gevorderd stadium van beleidsvorming, is het belangrijk om dit in de eerste fasen van beleidontwikkeling te implementeren.

Kortom, als er sprake is van hinder, is er vaak sprake van een beperking voor het individu om gezondheid en welzijn na te streven, om in fijne gemoedstoestanden te verkeren en zelf gekozen activiteiten te beoefenen. Dit belang van gezondheid, welzijn, veiligheid en autonomie speelt niet alleen op individueel niveau, het zit ook diep verankerd in de normen en waarden van cultuur.


  1. Ursem, M. (2021). Sound and the City: Experiences of Urban Sound and Quietness in Amsterdam. Universiteit van Amsterdam (ongepubliceerde Master thesis) ↩︎

  2. Adams, M., Cox, T., Moore, G., Croxford, B., Refaee, M., & Sharples, S. (2006). Sustainable soundscapes: Noise policy and the urban experience. Urban Studies, 43(13), 2385-2398. ↩︎

  3. Andringa, T. C., & Lanser, J. J. L. (2013). How pleasant sounds promote and annoying sounds impede health: A cognitive approach. International journal of environmental research and public health, 10(4), 1439-1461. ↩︎

  4. Van den Bosch, K. A. M., Welch, D., & Andringa, T. C. (2018). The evolution of soundscape appraisal through enactive cognition. Frontiers in psychology, 9, 1129 ↩︎

  5. Glass, D. C., & Singer, J. E. (1972). Behavioral aftereffects of unpredictable and uncontrollable aversive events: Although subjects were able to adapt to loud noise and other stressors in laboratory experiments, they clearly demonstrated adverse aftereffects. American Scientist, 60(4), 457-465. ↩︎

  6. Graeven, D. B. (1975). Necessity, control, and predictability of noise as determinants of noise annoyance. The Journal of Social Psychology, 95(1), 85-90. ↩︎

  7. Boers, J. & W. Bosveld. Geluidhinder in Amsterdam (2005). Gemeente Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek. ↩︎